Herken jij dit?
Hoe
Toets-mij
dit verbetert
“De vragen op de toets zijn heel anders!”
Veel scholieren leren de stof letterlijk uit het boek. Door te oefenen met zowel kennis-, begrips- als toepassingsvragen beheers jij de stof beter. Bovendien leer jij om te gaan met verschillende vraagstellingen en word je op de toets niet meer verrast.
Van oppervlakkig leren naar leren toepassen
“Ik leer maar mijn cijfers vallen tegen.”
Je leert gericht doordat je precies oefent zoals je getoetst wordt.
Practise as you fight-principe
“Ik weet niet wat er op de toets fout gaat, want vaak krijg ik toetsen niet terug.”
Je oefent voor de echte toets met toetsvragen zodat je weet wat je moet kunnen en ziet hoe jij de stof beheerst. Met stapsgewijze antwoorden en uitleg verbeter jij je niveau. Zo ga je met vertrouwen de toets in!
Generale repetitie

Meer dan 3.600 toetsen
Voor alle vakken
En alle lesmethodes

Ontwikkeld door 96 vakexperts die dagelijks met de lesmethodes en methodetoetsen werken

Wetenschappelijk bewezen de meest effectieve manier om toetsen voor te bereiden
Dit gaat het je opleveren:

Hogere cijfers

Effectieve leertijd

Doelgericht leren

Inzicht in persoonlijke hiaten

Actief leren met betere focus

Toetsen die precies aansluiten op jouw lesboek

Hoogwaardige toetsvragen én antwoorden

Stapsgewijze uitwerkingen

Betere schoolprestaties

Toets-Mij
€9,95 per maand
- Wil jij hogere cijfers?
- Makkelijk en doelgericht leren?
- Toegang tot 15 kwalitatieve oefentoetsen per maand?
- Inclusief antwoorden, uitwerkingen en leertips?
- Toetsen die precies aansluiten op jouw hoofdstukken?
Dan is Toets-Mij hét platform waarmee je direct jouw resultaten verbetert.
Je zit bij ons nooit vast aan een opzegtermijn waardoor je volledig flexibel blijft!
Bekijk voorbeeldtoetsen
- Kwalitatieve oefentoetsen
- Toetsen aansluitend op jouw hoofdstuk, lesboek en niveau.
- Van kennen naar kunnen door middel van onze toetsvragen.
- Antwoorden, uitwerkingen en leertips die jou naar het toetsniveau leiden.
Toets |Getal en Ruimte 12e ed |Vwo |Klas 3 |Hoofdstuk 1 |Versie A
Beschrijving
Toets |Getal en Ruimte 12e ed |Vwo |Klas 3 |Hoofds…
Toets bekijkenToets |Getal en Ruimte 12e ed |Vwo |Klas 3 |Hoofdstuk 1 |Versie A


Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1) Beantwoord de volgende vragen.
- a) Vul in: Als je aan de linkerkant van de vergelijking iets optelt, moet je aan de rechterkant van de vergelijking …. (§1)
- b) Wat is de formule voor een lineair verband? Leg uit waar de variabelen voor staan. (§2)
- c) Wat is de uitvoer bij invoer
in het functievoorschrift
? (§3)
- d) Welke stappen moet je zetten om de coördinaten van het snijpunt van twee lijnen
en
te vinden? (4)
- e) Hoe teken je de grafiek bij een vergelijking van de vorm
? En hoe ziet die grafiek eruit? (§5)
Begrip
2) Gegeven zijn vier lijnen in één assenstelsel. (§2)
- a) Welke lijn hoort bij een constant verband? Licht je antwoord toe en geef de vergelijking van de bijbehorende lijn.
- b) Bij welke grafiek(en) hoort een negatieve richtingscoëfficiënt? Licht je antwoord toe.
3) Gegeven is de volgende figuur. Hierin zijn twee lijnen getekend. (§3,§4)
- a) Stel het functievoorschrift op van beide lijnen.
- b) Evenwijdig aan lijn
loopt lijn
. Deze gaat door punt
. Geef het functievoorschrift van lijn
.
- c) Bereken het snijpunt van lijnen
en
.
4) Maak bij de volgende formules steeds vrij. Geef ook de richtingscoëfficiënt en het startgetal. (§5)
- a)
- b)
- c)
Toepassen
5) Los op. (§1)
- a)
- b)
- c)
- d)
- (+) e)
- (+) f)
6) De temperatuur op de Mont Blanc varieert met de hoogte. Voor iedere 100 meter die je stijgt, wordt het 0,9 °C koeler. (§2,§3)
- a) De temperatuur op zeeniveau is midden in de zomer 33 °C. Wat is de temperatuur dan op de top (op 4808 m)?
- b) Stel de formule voor de temperatuur T(h) op de Mont Blanc op, met h de hoogte in meters.
- c) Bij de Kilimanjaro, in Tanzania, hoort ook een lineair verband tussen de temperatuur en de hoogte. Stel dit verband op als gegeven is dat op 900 m hoogte de temperatuur 25 °C is en op 3000 m nog maar 11 °C.
- d) Op welke hoogte is de temperatuur op beide bergen gelijk?
7) Bereken de coördinaten van het snijpunt van de lijnen
en
. Geef de antwoorden als breuk. (§4)
8) Gegeven is de lijn . (§5)
- a) Bereken de coördinaten van het snijpunt van
met de y-as.
- b) Het punt
ligt op
. Bereken
.
- c) Gegeven is verder de lijn
. Teken in één figuur de lijnen
en
.
9) Gegeven zijn de punten en
. Stel een vergelijking van de lijn door deze punten op van de vorm
. (§5)
10) Bereken de coördinaten van het snijpunt van de volgende paren lijnen. (§6)
- a)
en
- b)
en
.
11) Snoepmerk Smarties maakt een nieuwe variant: rood-groen. Hierin zitten alleen rode en groene smarties.
Een zakje met rood-groen wordt gemaakt door rode en groene smarties te mengen in een bepaalde verhouding. Rode smarties kosten €2,50 per zakjes van 100 stuks, en groene kosten €1,70 per zakje van 100 stuks. De smartie-fabrikant wil een zakje rood-groen met 100 stuks maken dat €2,20 per zakje gaat kosten.
Stel dat in een zakje rood-groen zakjes rode smarties gaan en
zakjes groene smarties. (§6)
- a) Welk stelsel van vergelijkingen hoort hierbij?
- b) Bereken de verhouding tussen de rode en de groene smarties die gebruikt wordt om zulke zakjes rood-groen te maken.
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Uitwerkingen
Weet je zeker dat je de uitwerking wilt bekijken? Zorg eerst dat je alle opgaven hebt gemaakt.
Uitwerking (kijk pas na als je de toets af hebt!)
Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1) Beantwoord de volgende vragen.
- a) Vul in: Als je aan de linkerkant van de vergelijking iets optelt, moet je aan de rechterkant van de vergelijking …. (§1)
- b) Wat is de formule voor een lineair verband? Leg uit waar de variabelen voor staan. (§2)
- c) Wat is de uitvoer bij invoer
in het functievoorschrift
? (§3)
- d) Welke stappen moet je zetten om de coördinaten van het snijpunt van twee lijnen
en
te vinden? (4)
- e) Hoe teken je de grafiek bij een vergelijking van de vorm
? En hoe ziet die grafiek eruit? (§5)
Uitwerking:
- a) Als je aan de linkerkant van de vergelijking iets optelt, moet je aan de rechterkant van de vergelijking hetzelfde doen. (Dus altijd aan beide kanten hetzelfde doen. Bijvoorbeeld als je de term
overbrengt van rechts naar links, doe je aan beide kanten
).
- b) Een lineaire grafiek is een rechte lijn. De formule van een lineair verband is
, met:
is de richtingscoëfficiënt. Dit is de vaste toename die hoort bij een horizontale stap van 1.
is het startgetal. Dit vind je in de tabel onder de waarde 0 of door het snijpunt van het grafiek met de y-as af te lezen.
zijn de variabelen.
- c) De uitvoer is altijd de waarde die uit de functie komt als je een getal invoert. In dit geval is de uitvoer dus
.
- d)
- Schrijf de vergelijking op die je krijgt als je de twee formules gelijkstelt, dus
.
- Bereken vervolgens de
-coördinaat door de vergelijking op te lossen.
- Vul de gevonden
in bij één van de vergelijkingen om de
uit te rekenen.
- Schrijf de vergelijking op die je krijgt als je de twee formules gelijkstelt, dus
- e) De grafiek die hierbij hoort is een lijn, en die kun je tekenen door (als altijd bij een lijn) de coördinaten van twee punten te berekenen. (Het handigste is om te berekenen wat
is bij
en omgekeerd ook wat
is bij
.)
Begrip
2) Gegeven zijn vier lijnen in één assenstelsel. (§2)
- a) Welke lijn hoort bij een constant verband? Licht je antwoord toe en geef de vergelijking van de bijbehorende lijn.
- b) Bij welke grafiek(en) hoort een negatieve richtingscoëfficiënt? Licht je antwoord toe.
Uitwerking:
- a)
- De oranje grafiek heeft richtingscoëfficiënt 0 (of: geen richtingscoëfficiënt), omdat de grafiek een horizontale lijn is. Dat wil zeggen dat er geen x-waarde is in de formule. De grafiek stijgt of daalt daardoor niet: het is een constant verband.
- Het is een lijn, dus vergelijking:
.
- De
is in dit geval dus 0.
- De
lezen we af met het snijpunt met de y-as: die is
.
- Dus vergelijking:
.
- De
- b) Bij de blauwe grafiek. Dit is een dalende grafiek, dus de richtingscoëfficiënt is negatief. Er is sprake van een afname.
3) Gegeven is de volgende figuur. Hierin zijn twee lijnen getekend. (§3,§4)
- a) Stel het functievoorschrift op van beide lijnen.
- b) Evenwijdig aan lijn
loopt lijn
. Deze gaat door punt
. Geef het functievoorschrift van lijn
.
- c) Bereken het snijpunt van lijnen
en
.
Uitwerking:
- a) Gebruik de algemene formule voor een lijn:
.
- Lijn
. Gebruik bijvoorbeeld punten
en
(zorg dat je roosterpunten gebruikt zodat je ze goed kunt aflezen). Dan is
.
- Startgetal
(lees af bij de
-as)
- Dus
.
- Lijn
- Richtingscoëfficiënt
(gebruik bv. punten
en
)
- Dus
- Richtingscoëfficiënt
- Lijn
- b)
- Evenwijdig betekent: dezelfde richtingscoëfficiënt, dus we weten alvast dat
.
- Zoek de
door het gegeven punt
in te vullen:
- Dus
.
- Evenwijdig betekent: dezelfde richtingscoëfficiënt, dus we weten alvast dat
- c)
- Stel ze gelijk. Je krijgt vergelijking:
- Los op:
- Deel beide kanten door
:
.
- Vul in bij
om de y-coördinaat te vinden:
.
- Controle: bij
komt er hetzelfde uit:
(het kan een klein beetje afwijken als je de
tussendoor hebt afgerond)
- Conclusie: snijpunt
.
- Stel ze gelijk. Je krijgt vergelijking:
4) Maak bij de volgende formules steeds vrij. Geef ook de richtingscoëfficiënt en het startgetal. (§5)
- a)
- b)
- c)
Uitwerking:
- We schrijven steeds om naar de vorm
, waarbij a en b de richtingscoëfficiënt en het startgetal zijn.
- a)
- Zorg dat
vooraan komt te staan:
- Richtingscoëfficiënt is
en startgetal
(dit zijn de
en de
uit de formule
)
- Zorg dat
- b)
- Zorg dat
vooraan komt te staan:
- Richtingscoëfficiënt is
en startgetal
- Zorg dat
- c)
- Zorg dat
vooraan komt te staan:
- Deel nu door
:
- Richtingscoëfficiënt is
en startgetal
.
- Zorg dat
Toepassen
5) Los op. (§1)
- a)
- b)
- c)
- d)
- (+) e)
- (+) f)
Uitwerking:
- a)
- Werk eerst de haakjes weg:
(let op de plus die je krijgt van
)
- Alle
naar links en alle getallen naar rechts:
- Deel nu nog door het getal dat voor de
staat:
- b)
- Werk de breuk weg. Ook bij
kun je daarvoor gewoon
doen, dan krijg je
:
- Alle
naar links, getallen naar rechts, en herleiden:
- Deel door het getal voor
:
- c)
- Werk de haakjes weg:
- Herleid en breng alle
naar links:
- Deel door het getal voor
:
(die breuk kan niet simpeler)
- d)
- Werk de haakjes weg (overigens mag je ook eerst de breuken wegwerken):
- Werk de breuken weg.
, dus vermenigvuldig alles met
:
- Alles met
weer naar links en getallen naar rechts:
- Doe alles
, oftewel vervang alle minnen door plussen en omgekeerd:
- (+) e)
- Breuken wegwerken: alles
:
(let op: er moeten nog haakjes staan, omdat de – voor de hele breuk stond!)
- Alle
naar links en getallen naar rechts:
- Deel door
:
- (+) f)
- Breuken wegwerken door met het kleinste gemeenschappelijke veelvoud te vermenigvuldigen.
dus we doen
:
(let op de haakjes)
- Herleid en breng alle
naar links:
- Deel door
:
6) De temperatuur op de Mont Blanc varieert met de hoogte. Voor iedere 100 meter die je stijgt, wordt het 0,9 °C koeler. (§2,§3)
- a) De temperatuur op zeeniveau is midden in de zomer 33 °C. Wat is de temperatuur dan op de top (op 4808 m)?
- b) Stel de formule voor de temperatuur T(h) op de Mont Blanc op, met h de hoogte in meters.
- c) Bij de Kilimanjaro, in Tanzania, hoort ook een lineair verband tussen de temperatuur en de hoogte. Stel dit verband op als gegeven is dat op 900 m hoogte de temperatuur 25 °C is en op 3000 m nog maar 11 °C.
- d) Op welke hoogte is de temperatuur op beide bergen gelijk?
Uitwerking:
- a)
- Per 100 m 0,9 °C, dus per meter 0,009 °C eraf
- Dus in totaal 0,009 x 4808 = 43,27 °C verschil (want zeeniveau betekent 0 m hoogte)
- 33 °C – 43,72 °C = -10,27 °C.
- b)
- Lineaire functie, dus vorm is
- Richtingscoëfficiënt is -0,009 (per meter 0,009 °C afname)
- Beginwaarde is 33
- Dus
- Lineaire functie, dus vorm is
- c)
- Richtingscoëfficiënt =
- Dus functie is
. Beginwaarde b vinden we door een punt in de formule in te vullen. We kiezen
:
- Dus
- Richtingscoëfficiënt =
- d) We moeten het snijpunt vinden, dus we stellen de functies gelijk:
- Dus op 870 m hoogte is de temperatuur gelijk.
7) Bereken de coördinaten van het snijpunt van de lijnen
en
. Geef de antwoorden als breuk. (§4)
Uitwerking:
- Stel ze eerst gelijk:
- Nu kun je op twee manieren te werk gaan om de vergelijking op te lossen:
- 1. Eerst haakjes uitwerken en breuken uitschrijven. Dan krijg je:
.
- Nu moet je bedenken dat
. Dus de vergelijking wordt:
.
- Als laatste deel je dan door
, dus vermenigvuldig je met
. (Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde). Dan krijg je
.
- 2. Direct alles vermenigvuldigen met
(want
). Dan krijg je:
.
- Hieruit volgt
, en dan ben je veel sneller bij het antwoord hierboven.
- 1. Eerst haakjes uitwerken en breuken uitschrijven. Dan krijg je:
- Nu weten we de
-coördinaat van het snijpunt. Om ook de
-coördinaat te achterhalen moeten we de oplossing invullen bij één van de twee lijnen.
- Dit is het makkelijkst bij de tweede lijn. Je krijgt dan
.
- Het snijpunt is dus
.
8) Gegeven is de lijn . (§5)
- a) Bereken de coördinaten van het snijpunt van
met de y-as.
- b) Het punt
ligt op
. Bereken
.
- c) Gegeven is verder de lijn
. Teken in één figuur de lijnen
en
.
Uitwerking:
- a)
- Bij het snijpunt met de y-as is
. Dat vullen we in de vergelijking van de lijn in om y te vinden:
.
- Coördinaten van het snijpunt zijn dus
.
- Bij het snijpunt met de y-as is
- b)
- We weten al de y-coördinaat van het punt, dus die kunnen we invullen in de vergelijking van de lijn om
te vinden:
- Dus
.
- We weten al de y-coördinaat van het punt, dus die kunnen we invullen in de vergelijking van de lijn om
- c)
- We hebben per lijn twee punten nodig waar we de lijn doorheen kunnen trekken. Zorg eerst voor tabellen. De waardes bij
en
zijn het eenvoudigst te vinden, dus zorg altijd voor een tabel met deze vorm:
- We hebben per lijn twee punten nodig waar we de lijn doorheen kunnen trekken. Zorg eerst voor tabellen. De waardes bij
- In dit geval krijgen we bij
de volgende tabel:
- In dit geval krijgen we bij
- En bij
:
- En bij
- Nu kun je de grafiek tekenen, met de gevonden punten. Zie hieronder. (Het maakt niet zo veel uit van waar tot waar je de assen laat lopen, maar zorg uiteraard dat de oorsprong en de snijpunten met de assen in je grafiek staan).
9) Gegeven zijn de punten en
. Stel een vergelijking van de lijn door deze punten op van de vorm
. (§5)
Uitwerking:
- De eenvoudigste werkwijze is om eerst de vergelijking van de lijn op te stellen in de vorm:
. Deze kunnen we dan omschrijven naar de vorm
.
- In de vorm
werken we als volgt:
- Stap 1:
vinden.
- Gebruik de formule:
.
- Dus
.
- Gebruik de formule:
- Stap 1:
- Stap 2:
berekenen.
- Dus de lijn wordt
.
- Vind
door een punt in te vullen (wij kiezen
:
- Conclusie: dus
.
- Nu moeten we deze omschrijven naar de vorm
. Zorg eerst dat
en
aan één kant staan en bedenk vervolgens dat
hele getallen moeten zijn (de breuken moeten weg).
- Haal dus eerst
naar links:
- Laatste stap: breuken weg door alles
te doen.
- Dus de vergelijking is
.
- Haal dus eerst
10) Bereken de coördinaten van het snijpunt van de volgende paren lijnen. (§6)
- a)
en
- b)
en
.
Uitwerking:
- a)
- Bij de tweede lijn is de
al vrijgemaakt, dus we kunnen gelijk deze lijn bij de eerste invullen op de plek van
:
, en vul in
:
- Vul in om de
te vinden (mag bij beide vergelijkingen):
geeft
- Dus oplossing:
.
- Bij de tweede lijn is de
- b)
- Maak eerst
of
vrij. We kiezen ervoor
vrij te maken bij de eerste vergelijking (dat is makkelijk omdat die
al los staat, zonder getal ervoor. Je mag ook een andere keuze maken).
- Vul deze gevonden
in bij de tweede vergelijking. Denk aan de haakjes bij het invullen!
- Los op:
- Gebruik de gevonden
om de
te vinden. We vullen het in bij de formule voor
die we al bij de eerste stap vonden:
- Dus snijpunt is
.
- Maak eerst
11) Snoepmerk Smarties maakt een nieuwe variant: rood-groen. Hierin zitten alleen rode en groene smarties.
Een zakje met rood-groen wordt gemaakt door rode en groene smarties te mengen in een bepaalde verhouding. Rode smarties kosten €2,50 per zakjes van 100 stuks, en groene kosten €1,70 per zakje van 100 stuks. De smartie-fabrikant wil een zakje rood-groen met 100 stuks maken dat €2,20 per zakje gaat kosten.
Stel dat in een zakje rood-groen zakjes rode smarties gaan en
zakjes groene smarties. (§6)
- a) Welk stelsel van vergelijkingen hoort hierbij?
- b) Bereken de verhouding tussen de rode en de groene smarties die gebruikt wordt om zulke zakjes rood-groen te maken.
Uitwerking:
- a)
- Het eerste gegeven is dat de mix bestaat uit rood en groen. 1 zakje krijg je door
zakjes rood en
zakjes groen bij elkaar te doen, oftewel:
.
- Het tweede gegeven zijn de prijzen. De prijs voor
zakjes rood is
, en zo ook kosten
zakjes groen
; en samen kost een zakje rood-groen €2,20, dus we krijgen:
.
- Dus stelsel:
- Het eerste gegeven is dat de mix bestaat uit rood en groen. 1 zakje krijg je door
- b)
- We maken eerst
vrij in de eerste vergelijking (een andere keuze mag ook):
- Deze vullen we in bij de tweede vergelijking:
- Nu oplossen:
- Vind
door in te vullen. Het makkelijkste is om bij de vergelijking in te vullen die we bij de eerste stap kregen:
- Dus de verhouding rood:groen is
, of
. (Je mocht het ook in kommagetallen omrekenen).
- We maken eerst
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Toets |MeMo Release 2021 |Vwo |Klas 3 |Hoofdstuk 2 |Versie A
Beschrijving
Toets |MeMo Release 2021 |Vwo |Klas 3 |Hoofdstuk 2…
Toets bekijkenToets |MeMo Release 2021 |Vwo |Klas 3 |Hoofdstuk 2 |Versie A


Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Tussen haakjes staat achter elke opgave bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1) Wat betekenen de onderstaande begrippen:
- a) Bolsjewieken (§1)
- b) collectiviseren (§2)
- c) economische crisis (§4)
- d) nationaliseren (§2)
- e) Sovjet-Unie (§1)
- f) totalitaire staat (§2)
2) Maak de juiste combinaties van begrippen en omschrijvingen. Je houdt een omschrijving over.
- KA = Kenmerkend aspect
3) Wie waren de onderstaande personen?
- a) Nicolaas II (§1)
- b) De witten (§1)
- c) Thomas Edison (§3)
4) Plaats de zes gebeurtenissen in de juiste volgorde. Schrijf alleen de nummers op.
Begrip
5) Karl Marx is de grondlegger van het communisme. Dat woord is afgeleid van het Latijnse communis, hetgeen ‘gemeenschappelijk’ betekent. Verklaar met behulp van deze kennis de titel van Marx’ bekendste werk Het kapitaal (§1)
6) Je ziet hier een korte tekst over de collectivisatie van de landbouw. Leg uit waarom men in de Oekraïne de periode 1932 – 1933 Holodomor noemt. (§2)
Collectivisatie van de landbouw
Vanaf 1928 voerde Stalin de eerste vijfjarenplannen uit. Daarin speelde de collectivisatie van de landbouw een belangrijke rol. Voor deze periode (voornamelijk de jaren 1932 – 1933) bestaat in het Oekraïens een eigen naam: Holodomor. Letterlijk betekent dit “het vermoorden door middel van uithongeren”.
7) Je ziet hieronder een fragment uit het Ierse liedje The emigrant’s letter (Brief van de landverhuizer) uit de 19e eeuw. Het werd geschreven op de boot van Ierland naar de Verenigde Staten. Leg uit dat dit fragment representatief is voor het lot van de Ieren halverwege de 19e eeuw (§3).
Doe dat door:
- Uit te leggen wat kenmerkend is voor veel Ieren halverwege de 19e eeuw.
- Aan te geven waarom deze tekst daar goed bij past.
The emigrant’s letter
Ah, goodbye to you Danny, no more’s to be said,
And I think the salt water’s got into my head,
For it drips from my eyes when I call to my mind
The friends and the colleagues I’m leaving behind.
Nou, dag lieve Danny, er is niets meer te zeggen,
En het lijkt of het zoute water in mijn hoofd is gaan zitten,
Want het druppelt er langs mijn ogen weer uit,
Als ik denk aan de vrienden en collega’s die ik achterlaat.
8) Twee gegevens uit de geschiedenis van de Verenigde Staten aan het begin van de twintigste eeuw:
- 1. In de Eerste Wereldoorlog vocht aan Amerikaanse zijde het 369e regiment van de strijdkrachten mee. Het regiment kwam uit Harlem, New York en bestond uitsluitend uit Afro-Amerikaanse soldaten. Het regiment bracht 191 dagen in de frontlinie door en verloor in totaal meer dan 1500 man, beiden meer dan enig ander regiment.
- 2. De Eerste Wereldoorlog beschouwt men als het begin van de burgerrechtenbeweging in de 20e eeuw.
- Leg het verband tussen deze twee gegevens uit. (§4)
Toepassen
9) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
→ Stel je doet onderzoek naar de begintijd van het communisme in de Sovjet-Unie en je hebt twee onderzoeksvragen:
- 1. Was de tekenaar Viktor Deni aanhanger van de communisten?
- 2. Op welke manier schilderden de communisten hun tegenstanders af?
- Leg uit dat deze bron beter past bij de eerste onderzoeksvraag dan de tweede (§1).
- Propagandaposter uit 1920 door Victor Deni. Het opschrift luidt: Iedere hamerslag is een slag tegen de vijand.
- Toelichting: Links op de poster zie je een arbeider die met een hamer op een aambeeld slaat. Rechts een generaal uit het leger van de tsaar.
- Bron: Viktor Deni – Lambiek Comiclopedia
10) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
- Moskou, 1938: foto van de Russische politici Boekarin (midden met kaal hoofd) en Rykov (links met snor en overjas) op weg naar de rechtbank.
- Toelichting: Boekarin leefde samen met Lenin jarenlang in ballingschap buiten Rusland. Hij ontwikkelde een groot deel van de politieke theorie van het marxisme en was vertrouweling van Lenin. Rykov had een hoge bestuursfunctie in de regering van Lenin.
- Bron: RykovBucharin – Nikolaj Boecharin – Wikipedia
→ Stel: je maakt een werkstuk over de manier waarop Jozef Stalin van de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur maakte. Je komt daarbij deze bron tegen.
- Leg uit dat je deze bron past bij de manier waarop Stalin een totalitaire dictatuur vestigde (2).
11) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
- Titel: belofte en werkelijkheid.
- Cartoon uit 1892 uit een krant uit Minnesota, een industriestad in het noorden van deVerenigde Staten naar aanleiding van stakingen door arbeiders in heel het noorden en oosten van de Verenigde Staten.
- Toelichting:
- Op de fabriek zit Andrew Carnegie die als 13-jarig jongetje met zijn ouders van Schotland naar Amerika kwamen om werk te zoeken als wever. Carnegie werd een van de rijkste industriëlen van de VS en bezat talloze fabrieken. Om de fabriek op het plaatje staan boze arbeiders. Zij hebben in 1888 op de Republikeinen gestemd, omdat hun baas (Carnegie) beloofde dat de lonen dan omhoog zouden gaan. In 1892 zijn de lonen juist lager en staken de arbeiders. Omdat de arbeiders zich onvoldoende konden verenigen, liep de staking op niets uit.
- Bron: https://chroniclingamerica.loc.gov/lccn/sn90059522/1892-07-03/ed-1/seq-1/)
→ De periode 1870 – 1900 in de VS staat bekend als the gilded age (het vergulde tijdperk). Stel je doet onderzoek naar de economische situatie in de VS tijdens the gilded age. Bij deze bron trek je de volgende conclusies:
- 1. In the gilded age speelde het idee van the american dream een rol.
- 2. Tijdens de gilded age bleek het nadeel van het uitgangspunt dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien.
- Leg beide conclusies uit. (§3)
12) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
Foto van de aanleg van het Amsterdamse Bos, 1934
- Toelichting: (1934) Arbeiders aan het werk bij de aanleg van het Amsterdamse Bos
- Bron: Werkverschaffing – Amsterdamse Bos
→ Een gegeven: In 1934 telde de stad Amsterdam ca. 750.000 inwoners en 50.000 werklozen. (§4)
- Leg uit dat de hoge werkloosheidscijfers in Amsterdam in deze periode geen uitzondering waren, èn dat er een verband is tussen de hoge werkloosheid en de aanleg van het Amsterdamse Bos.
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Uitwerkingen
Weet je zeker dat je de uitwerking wilt bekijken? Zorg eerst dat je alle opgaven hebt gemaakt.
Tussen haakjes staat achter elke opgave bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1)
Uitwerking:
- a) Bolsjewiek (§1) = Russische communist
- b) collectivisatie (§2) = het samenvoegen van zelfstandige bedrijven tot grote gemeenschappelijke (collectieve) bedrijven
- c) economische crisis (§4) = periode waarin het slecht gaat met de economie en er grote werkloosheid is.
- d) nationaliseren (§2) = het tot staatseigendom maken van een particulier bedrijf
- e) Sovjet-Unie (§1) = samenwerkingsverband van communistische sovjetrepublieken dat in 1922 ontstond
- f) totalitaire staat (§2) = een staat die het leven van zijn inwoners volledig beheerst
2) Maak de juiste combinaties van begrippen en omschrijvingen. Je houdt een omschrijving over.
- KA = Kenmerkend aspect
Uitwerking:
- De juiste combinaties zijn: a-3 / b-4 / c-1 / d-5. Je houdt nummer 2 over.
3) Wie waren de onderstaande personen?
- a) Nicolaas II (§1)
- b) De Witten (§1)
- c) Thomas Edison (§3)
Uitwerking:
- a) Nicolaas II was de laatste tsaar van Rusland
- b) De Witten waren de aanhangers van de tsaar en buitenlandse troepen die in de burgeroorlog 1917 – 1922 de bolsjewieken (communisten) probeerden te verslaan
- c) Thomas Edison was een Amerikaanse uitvinder uit de 19e eeuw.
4) Plaats de zes gebeurtenissen in de juiste volgorde. Schrijf alleen de nummers op.
Uitwerking:
- De juiste volgorde is: 4-6-3-2-1-5
Begrip
5) Karl Marx is de grondlegger van het communisme. Dat woord is afgeleid van het Latijnse communis, hetgeen ‘gemeenschappelijk’ betekent. Verklaar met behulp van deze kennis de titel van Marx’ bekendste werk Het kapitaal (§1)
Uitwerking:
- In Het kapitaal staat een gelijke verdeling van de productiemiddelen (kapitaal, arbeid, natuur en ondernemingszin) centraal. Gelijke verdeling betekent voor Marx gemeenschappelijk bezit. Vandaar de benaming communisme. (§1)
- Tip: Als je de vraag leest, lijkt het erop dat je een heel eigen theorie moet verzinnen bij Het kapitaal. Als je het antwoord leest, blijkt dat je het woord gemeenschappelijk aan de centrale gedachte van het kapitaal moet koppelen. Zo werkt het meestal met vragen waarbij je een verklaring moet geven of een verband moet leggen: weet je wat de twee met elkaar te maken hebben. Dat kun je het beste aantonen door van beide begrippen de betekenis in je antwoord op te schrijven en dan een conclusie te trekken. In dit geval: vandaar de benaming communisme.
6) Je ziet hier een korte tekst over de collectivisatie van de landbouw. Leg uit waarom men in de Oekraïne de periode 1932 – 1933 Holodomor noemt. (§2)
Collectivisatie van de landbouw
Vanaf 1928 voerde Stalin de eerste vijfjarenplannen uit. Daarin speelde de collectivisatie van de landbouw een belangrijke rol. Voor deze periode (voornamelijk de jaren 1932 – 1933) bestaat in het Oekraïens een eigen naam: Holodomor. Letterlijk betekent dit “het vermoorden door middel van uithongeren”.
Uitwerking:
- Collectivisatie van de landbouw was het onteigenen van particuliere boerenbedrijven en die verenigen in een gemeenschappelijk landbouwbedrijf dat een bepaalde productie-opdracht kreeg. Op deze manier werd er niet goed gebruik gemaakt van de mogelijkheden en specialisaties van boerenbedrijven. Het gevolg was dat er veel te weinig voedsel werd verbouwd en er hongersnoden uitbraken, zoals in de Oekraïne. (2)
- Tip: laat je niet afleiden door allerlei begrippen en namen in de vraagstelling. In het boek heb je het nooit over Oekraïne of Holodomor gehad. Grijp dan terug op wat je wel hebt geleerd: het begrip collectivisatie en de reden waarom dat niet goed functioneerde.
7) Je ziet hieronder een fragment uit het Ierse liedje The emigrant’s letter (Brief van de landverhuizer) uit de 19e eeuw. Het werd geschreven op de boot van Ierland naar de Verenigde Staten. Leg uit dat dit fragment representatief is voor het lot van de Ieren halverwege de 19e eeuw (§3).
Doe dat door:
- Uit te leggen wat kenmerkend is voor veel Ieren halverwege de 19e eeuw.
- Aan te geven waarom deze tekst daar goed bij past.
The emigrant’s letter
Ah, goodbye to you Danny, no more’s to be said,
And I think the salt water’s got into my head,
For it drips from my eyes when I call to my mind
The friends and the colleagues I’m leaving behind.
Nou, dag lieve Danny, er is niets meer te zeggen,
En het lijkt of het zoute water in mijn hoofd is gaan zitten,
Want het druppelt er langs mijn ogen weer uit,
Als ik denk aan de vrienden en collega’s die ik achterlaat.
Uitwerking:
- Het lot van veel Ieren halverwege de 19e eeuw was dat zij hun land moesten verlaten, omdat er te weinig te eten was (vanwege de aardappelrot / een aardappelziekte). Veel Ieren vertrokken naar de VS.
- In dit liedje gaat het over een emigrant / landverhuizer die op een schip naar de VS zit en treurt om de vrienden en collega’s die hij achter moet laten. Dat past bij het lot van de Ieren. (§3)
- Tip: Het begrip representativiteit heb je misschien nog niet gehad. Daarbij gaat het om de vraag of één voorbeeld algemeen geldend is. Bij deze vraag is het stappenplannetje dat je moet volgen al gegeven: 1) wat is algemeen geldend (hier: wat was het lot van veel Ieren halverwege de 19e eeuw)? Meestal heb je dat geleerd en kun je daar dus op terugvallen. 2) Past dit voorbeeld in dat beeld?
8) Twee gegevens uit de geschiedenis van de Verenigde Staten aan het begin van de twintigste eeuw:
- 1. In de Eerste Wereldoorlog vocht aan Amerikaanse zijde het 369e regiment van de strijdkrachten mee. Het regiment kwam uit Harlem, New York en bestond uitsluitend uit Afro-Amerikaanse soldaten. Het regiment bracht 191 dagen in de frontlinie door en verloor in totaal meer dan 1500 man, beiden meer dan enig ander regiment.
- 2. De Eerste Wereldoorlog beschouwt men als het begin van de burgerrechtenbeweging in de 20e eeuw.
- Leg het verband tussen deze twee gegevens uit. (§4)
Uitwerking:
- Burgerrechten zijn onder meer kiesrecht. De Afro-Amerikaanse bevolking vond dat na hun opofferingen in de Eerste Wereldoorlog hun burgerrechten beter beschermd / uitgevoerd moesten worden. (§4)
- Tip: Schakel bij een geschiedenistoets nooit je gezond verstand uit! Er wordt gestrooid met namen van regimenten waarvan je nog nooit gehoord hebt. Laat je niet van de wijs brengen en kijk gewoon wat er gebeurt: Afro-Amerikaanse soldaten vechten voor de VS in de oorlog en willen daarna burgerrechten / kiesrecht. Dat is een logisch verband.
Toepassen
9) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
→ Stel je doet onderzoek naar de begintijd van het communisme in de Sovjet-Unie en je hebt twee onderzoeksvragen:
- 1. Was de tekenaar Viktor Deni aanhanger van de communisten?
- 2. Op welke manier schilderden de communisten hun tegenstanders af?
- Leg uit dat deze bron beter past bij de eerste onderzoeksvraag dan de tweede (§1).
- Propagandaposter uit 1920 door Victor Deni. Het opschrift luidt: Iedere hamerslag is een slag tegen de vijand.
- Toelichting: Links op de poster zie je een arbeider die met een hamer op een aambeeld slaat. Rechts een generaal uit het leger van de tsaar.
- Bron: Viktor Deni – Lambiek Comiclopedia
Uitwerking:
- In 1920 stonden de Roden / communisten en Witten / aanhangers van de tsaar tegenover elkaar in de burgeroorlog. Victor Deni is aanhanger van de Roden / communisten. Daarop wijzen de volgende beeldelementen:
- Het opschrift is een oproep aan de arbeiders / Roden / communisten om vol te blijven houden
- De arbeider op de tekening is groot en sterk en vuurt kogels af op:
- De generaal van de tsaar, die klein en bang is.
- Op deze afbeelding komt als tegenstander alleen de generaal uit het leger van de tsaar terug. Daarom kun je niet goed zeggen op welke manier de communisten hun vijanden afschilderden: dan heb je meer voorbeelden nodig. (§1)
- Tip 1: Deze vraag bestaat duidelijk uit twee onderdelen, namelijk de beide onderzoeksvragen. Behandel die dan ook afzonderlijk, zeker als je niet zo goed weet waarom die eerste vraag beter past dan de tweede. Geef dus eerst antwoord op de die eerste onderzoeksvraag.
- Tip 2: Bij die tweede onderzoeksvraag gaat het om een beetje een flauw woordspelletje: één plaatje van één russische generaal toont nog niet aan hoe de communisten tegen hun tegenstanders aankeken. Dit is een trucje dat past bij representativiteit (zie vraag 7). Vaak kun je dit argument (“het is maar één voorbeeld, je moet er meer onderzoeken”) gebruiken.
10) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
- Moskou, 1938: foto van de Russische politici Boekarin (midden met kaal hoofd) en Rykov (links met snor en overjas) op weg naar de rechtbank.
- Toelichting: Boekarin leefde samen met Lenin jarenlang in ballingschap buiten Rusland. Hij ontwikkelde een groot deel van de politieke theorie van het marxisme en was vertrouweling van Lenin. Rykov had een hoge bestuursfunctie in de regering van Lenin.
- Bron: RykovBucharin – Nikolaj Boecharin – Wikipedia
→ Stel: je maakt een werkstuk over de manier waarop Jozef Stalin van de Sovjet-Unie een totalitaire dictatuur maakte. Je komt daarbij deze bron tegen.
- Leg uit dat je deze bron past bij de manier waarop Stalin een totalitaire dictatuur vestigde (§2).
Uitwerking:
- (Ik weet dat…) Totalitair regime betekent dat de staat de bevolking volledig beheerst. Dat houdt in dat mensen met een afwijkende mening worden vervolgd / opgepakt. (Ik zie dat…) Op de foto zie je dat twee mannen die onder Lenin hoge posities innamen door Stalin als landverraders voor de rechter worden gesleept en ter dood veroordeeld. (En dus…) Op deze manier rekent Stalin af met concurrenten / mensen die een andere mening (over het communisme) hadden dan hij. (§2)
- Tip: Je ziet schuingedrukt tussen haakjes vaste zinnetjes (formuleringen) die je kunt gebruiken bij vragen met een stukje tekst als informatie of bron. Stap 1 is opschrijven wat je al weet / geleerd hebt (over een totalitaire staat). Stap 2 is duidelijk verwijzen naar de informatie of bron. Stap 3 is de conclusie. Je laat daarbij een stukje van de vraag in je antwoord terugkomen.
11) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
- Titel: belofte en werkelijkheid.
- Cartoon uit 1892 uit een krant uit Minnesota, een industriestad in het noorden van deVerenigde Staten naar aanleiding van stakingen door arbeiders in heel het noorden en oosten van de Verenigde Staten.
- Toelichting:
- Op de fabriek zit Andrew Carnegie die als 13-jarig jongetje met zijn ouders van Schotland naar Amerika kwamen om werk te zoeken als wever. Carnegie werd een van de rijkste industriëlen van de VS en bezat talloze fabrieken. Om de fabriek op het plaatje staan boze arbeiders. Zij hebben in 1888 op de Republikeinen gestemd, omdat hun baas (Carnegie) beloofde dat de lonen dan omhoog zouden gaan. In 1892 zijn de lonen juist lager en staken de arbeiders. Omdat de arbeiders zich onvoldoende konden verenigen, liep de staking op niets uit.
- Bron: https://chroniclingamerica.loc.gov/lccn/sn90059522/1892-07-03/ed-1/seq-1/)
→ De periode 1870 – 1900 in de VS staat bekend als the gilded age (het vergulde tijdperk). Stel je doet onderzoek naar de economische situatie in de VS tijdens the gilded age. Bij deze bron trek je de volgende conclusies:
- 1. In the gilded age speelde het idee van the american dream een rol.
- 2. Tijdens de gilded age bleek het nadeel van het uitgangspunt dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien.
- Leg beide conclusies uit. (§3)
Uitwerking:
- Bij 1) Het idee van de American dream is dat iedere krantenjongen miljonair kan worden. Op de prent zie je Carnegie, zoon van immigranten die als wevers naar Amerika kwamen als steenrijke fabriekseigenaar. Dit is een schoolvoorbeeld van de American dream.
- Bij 2) De arbeiders staken vanwege de slechte lonen, maar bereiken niets, omdat ze niet georganiseerd zijn. Het ontbreken van wetten (hier minimumloon of werktijden) en het gebrek aan organisatie is een nadeel voor de arbeiders (die hierdoor uitgebuit kunnen worden). (§3)
- Tip 1: Gebruik altijd het onderschrift bij een plaatje. Bij deze prent staan er gegevens over Andrew Carnegie die je nodig hebt bij het begrip American dream.
- Tip 2: Het tweede onderdeel is lastig onder woorden te brengen. Grijp daarom terug op wat je geleerd hebt bij the American dream en over de houding van de Amerikanen ten opzichte van de overheid. Je weet dat zij een kleine overheid willen die zich zo min mogelijk met de economie bemoeit. Gebruik dat als uitgangspunt voor je antwoord.
12) Bekijk de afbeelding hieronder. De vraag begint bij het pijltje.
Foto van de aanleg van het Amsterdamse Bos, 1934
- Toelichting: (1934) Arbeiders aan het werk bij de aanleg van het Amsterdamse Bos
- Bron: Werkverschaffing – Amsterdamse Bos
→ Een gegeven: In 1934 telde de stad Amsterdam ca. 750.000 inwoners en 50.000 werklozen. (§4)
- Leg uit dat de hoge werkloosheidscijfers in Amsterdam in deze periode geen uitzondering waren, èn dat er een verband is tussen de hoge werkloosheid en de aanleg van het Amsterdamse Bos.
Uitwerking:
- In de jaren dertig van de twintigste eeuw was er op veel plekken werkloosheid, omdat er een economische wereldcrisis was.
- Het verband tussen de vele werklozen en de aanleg van het Amsterdamse Bos, is dat het om een werkverschaffingsproject ging: werklozen ontvingen een uitkering in ruil voor een tegenprestatie. (§4)
- Tip: Laat je niet afleiden door de informatie en het woordgebruik in de vraag! In de vraagstelling hebben ze het over “het Amsterdamse Bos”. Dat heb je niet geleerd, maar wel dat in er die periode werkverschaffingsprojecten waren om de werkloosheid tegen te gaan.
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Toets |All Right! MAX |Havo |Klas 3 |Hoofdstuk 3
Beschrijving
Toets |All Right! MAX |Havo |Klas 3 |Hoofdstuk 3 O…
Toets bekijkenToets |All Right! MAX |Havo |Klas 3 |Hoofdstuk 3


Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1) Vertaal de woorden naar het Nederlands.
- a) mature (lesson 2)
- b) to negotiate (lesson 2)
- c) purpose (lesson 2)
- d) resources (lesson 2)
- e) cloakroom (lesson 3)
- f) mortgage (lesson 3)
- g) pantry (lesson 3)
- h) awakening (lesson 4)
- i) composition (lesson 4)
- j) in-thing (lesson 4)
- k) to pursue (lesson 4)
- l) leading (lesson 5)
- m) obligation (lesson 5)
- n) portable (lesson 5)
2) Vertaal de woorden naar het Engels.
- a) behouden (lesson 2)
- b) doorgeven (lesson 2)
- c) gemeenschap (lesson 2)
- d) wens (lesson 2)
- e) neiging (lesson 3)
- f) schuurtje (lesson 3)
- g) sterker nog (lesson 3)
- h) moeilijk (lesson 4)
- i) spannend (lesson 4)
- j) uitdaging (lesson 4)
- k) vooral (lesson 4)
- l) oprichter (lesson 5)
- m) overwinnen (lesson 5)
- n) waarschijnlijk (lesson 5)
3) Vertaal de zinnen naar het Engels.
- a) Vertel me eens wat over jezelf. (expressions A)
- b) Wat heb jij de laatste tijd gedaan? (expressions A)
- c) Ze woont in dat kleine huisje hier om de hoek. (expressions B)
- d) Het is tien minuten rijden vanaf hier. (expressions B)
- e) Ik weet vrij zeker dat ik je eerder gezien heb. (expressions C)
- f) Er is weinig kans dat ze daar nog steeds woont. (expressions C)
- g) Je werkt daar veel aan hobbyprojecten, of niet? (expressions D)
- h) Ik moest echt breken met die gewoonte. (expressions D)
- i) Ze is er vrij zeker van dat het een goede oplossing is. (expressions E)
- j) Het zou echt kunnen zijn dat we winst gaan maken met ons bedrijf. (expressions E)
- k) Ik heb mijn twijfels over je plan. (expressions E)
Begrip
4) Will, shall, and to be going to (grammar 2)
- a) Wanneer gebruik je will, shall of going to? Leg uit in welke tijd je deze vormen gebruikt.
- b) In welke vier gevallen gebruik je will/shall in een zin?
- c) Wat is de ontkennende vorm van will?
5) Beantwoord de volgende vragen. (grammar 5)
- a) Wat zijn have to, must, should?
- b) Wat geef je met have to aan?
- c) Wat geef je met must aan?
- d) Wat geef je met should aan?
6) Beantwoord de volgende vragen. (grammar 4)
- a) Wat is een adverb?
- b) Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
- c) Waar zegt een bijwoord iets over?
- d) Hoe maak je een bijwoord?
- e) Waar staat het bijwoord in de zin?
Toepassen
7) Complete the sentences. Use the present simple or the present continuous and the clues in brackets. (grammar 2)
- a) I _____________ (talk) to my friend now.
- b) We sometimes __________ (read) short stories in the lessons.
- c) Listen! The band _____________ (test) the new drums.
- d) We __________________ (not – study) every night.
- e) My mother _________________ (work) every Sunday.
- f) How long ______________ (he – stay) at your place?
8) Vul de zinnen aan met will of to be going to. Gebruik het werkwoord tussen haakjes. (grammar 2)
- a) I ______________ (to write) a letter to my best friend.
- b) It ____________ (to snow) tomorrow.
- c) Promise me you ______ never _______ (to do) that again.
- d) Attention ladies and gentlemen, the train to Liverpool _______ (to leave) in five minutes.
9) Kies uit: ‘will’ or ‘going to’ (grammar 2)
- a) James ….. 15 next Sunday. (to be)
- b) They …… a new kitchen. (to get)
- c) I think my mother ….. this present. (to like)
- d) John’’s sister …. a baby. (to have)
- e) They …. at about 5 in the afternoon. (to arrive)
- f) Just a moment I ….. you with the bags. (to help)
- g) In 2025 people ….. more hybrid cars. (to buy)
- h) We ….. to New York in June. (to fly)
- i) Look at the clouds! It …… soon. (to rain)
10) Future: will, shall, and to be going to (grammar 2)
Schrijf de juiste vorm van will en shall.
- a) (+) I …………………………………….. be 14 years old next week.
- b) (-) I ………………………………………. forget to do my homework tonight.
- c) (?) ………………………………. you come to my party?
- d) (+ short) He ……………………… be a great athlete one day.
- e) (- short) The library ……………………………. open before 8:00 am.
11) Future: will, shall, and to be going to (grammar 2)
- Maak de volgende zinnen af. Volg de aanwijzingen:
- ? = vraagzin
- – = ontkennende zin
- + = bevestigende zin
- Gebruik will, shall, en to be going to.
- a) (?) She doesn’t want to go to the movies alone. (I) ……………………….. go to the movies with you?
- b) (-) (they) ……………………………… let me go to the party without my little brother. My parents are very strict.
- c) (+) The sky looks very dark and cloudy. I think (it) ………………………….. rain.
- d) (-) What are her birthday plans? (she) ………………………………… invite us to her party.
- e) (?) What (she) …………………………………….. do this week? I thought she had taken the week off.
- f) (+) I am meeting my cousin tonight. (we) ………………………………. to the basketball game.
- g) (-) My mom …………………………………. allow me to go to the park alone.
- h) (?) These are a lot of dishes to wash. (you) …………………………………… help me with them?
12) Have to, must, should (grammar 5)
- Kies het juiste werkwoord.
- a) The movie (has to / must / should) be good, because all my favourite actors are in it.
- b) You (have to / must / should) stop eating so much candy. It’s bad for your teeth!
- c) According to the recipe this dish (has to / must / should) be in the oven for one hour.
- d) In the UK all children (have to / must / should) wear uniforms in school.
- e) Please excuse me second. I (have to / must / should) go to the bathroom.
13) Kies tussen should, must en have to: (grammar 5)
- a) You ….. ask Elias to come tonight. He would like that.
- b) She never ….. clean her room. Her parents do that for her.
- c) We ….. go to that theme park. I’ve heard it’s great!
- d) You ….. (not) smoke. It will kill you.
14) Choose the correct alternative. Adverb/adjective (grammar 4)
- a) She speaks Italian perfect / perfectly.
- b) Davia is a careful / carefully person.
- c) This is an extreme / extremely cheap car.
- d) They sound happy / happily.
- e) He sang happy / happily.
- f) Jazmin is a terrible / terribly cook.
- g) He quick / quickly reads a book.
- h) Emma is a pretty / prettily girl.
15) Complete the sentences with an adjective or an adverb. Use the words in brackets. (grammar 4)
- a) That soup tasted _______________ (delicious). What were the ingredients?
- b) That is an _____________ (extreme) expensive car.
- c) A ____________ (good) way to practice your English is to speak it a lot.
- d) We had a great day. It was warm and there was a _____________ (gentle) breeze.
- e) My father is a ____________ (careful) driver.
- f) My brother _______________ (excited) told me the good news.
16) Kies de juiste modal verb in de zin en kies. Let ook goed op of de deze bevestigend of ontkennend moet gebruiken. (grammar 5)
- a) I read the page three times but I _________________ understand it.
- b) James _________________ speak Japanese when he lived in Japan, but he’s forgotten most of it now.
- c). I _________________ understand the chapter we had to read for homework. It was so difficult.
- d) I _________________ lift this box – it’s too heavy! Would you help me?
- e) Lucy _________________ make it to our meeting after all. She’s stuck in traffic at the moment.
- f) John _________________ play tennis really well. He’s champion of his club.
- g) When the car broke down I was really pleased because I _________________ solve the problem.
- h) This book _____________ belong to the library. It’s certainly not mine.
17) Choose the correct modal verb in each sentence. (grammar 5)
- a) According to that sign, you aren’t allowed to / shouldn’t smoke here.
- b) You ought to / may use my photo on this website.
- c) You must / can carry your ID at all times
- d) It’s raining, the children might / ought to come indoors.
- e) Could / should you open the door for me, please?
- f) You don’t have to / may not come with us, if you don’t want to.
18) Complete the sentences. Make sure you use all four forms of the future tense (will, to be going to, present continuous, present simple). (grammar 2)
- a) Tomorrow I ____________ (be) very busy.
- b) Our train ______________ (leave) in ten minutes.
- c) We __________________ (organise) dad’s fiftieth birthday party.
- d) ___________________ we send you a brochure of our campsite?
- e) We _____________ (go) to the theatre tomorrow.
- f) What ____________________ (you – do) after school?
19) Write complete sentences. Use the future and make sure you use all four forms. (grammar 2)
- a) Schrijf op wat je vanmiddag zeker gaat doen.
- b) Schrijf op hoe laat school begint.
- c) Schrijf een voorspelling van het weer voor morgen.
- d) Schrijf op wat je mogelijke plannen zijn voor dit weekend.
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Uitwerkingen
Weet je zeker dat je de uitwerking wilt bekijken? Zorg eerst dat je alle opgaven hebt gemaakt.
Achter de opgave staat steeds tussen haakjes bij welke paragraaf deze hoort.
Kennis
1) Vertaal de woorden naar het Nederlands.
- a) mature (lesson 2)
- b) to negotiate (lesson 2)
- c) purpose (lesson 2)
- d) resources (lesson 2)
- e) cloakroom (lesson 3)
- f) mortgage (lesson 3)
- g) pantry (lesson 3)
- h) awakening (lesson 4)
- i) composition (lesson 4)
- j) in-thing (lesson 4)
- k) to pursue (lesson 4)
- l) leading (lesson 5)
- m) obligation (lesson 5)
- n) portable (lesson 5)
Uitwerking:
- a) volwassen
- b) onderhandelen
- c) doel
- d) grondstoffen
- e) garderobe
- f) hypotheek
- g) voorraadkamer
- h) bewustwording; ontwaking
- i) samenstelling; compositie
- j) trend
- k) najagen; nastreven
- l) voornaam(st)
- m) verplichting
- n) draagbaar
2) Vertaal de woorden naar het Engels.
- a) behouden (lesson 2)
- b) doorgeven (lesson 2)
- c) gemeenschap (lesson 2)
- d) wens (lesson 2)
- e) neiging (lesson 3)
- f) schuurtje (lesson 3)
- g) sterker nog (lesson 3)
- h) moeilijk (lesson 4)
- i) spannend (lesson 4)
- j) uitdaging (lesson 4)
- k) vooral (lesson 4)
- l) oprichter (lesson 5)
- m) overwinnen (lesson 5)
- n) waarschijnlijk (lesson 5)
Uitwerking:
- a) to preserve
- b) to pass down
- c) community
- d) desire
- e) urge
- f) shed
- g) in fact
- h) tough
- i) thrilling
- j) challenge
- k) especially
- m) to overcome
- n) likely
3) Vertaal de zinnen naar het Engels.
- a) Vertel me eens wat over jezelf. (expressions A)
- b) Wat heb jij de laatste tijd gedaan? (expressions A)
- c) Ze woont in dat kleine huisje hier om de hoek. (expressions B)
- d) Het is tien minuten rijden vanaf hier. (expressions B)
- e) Ik weet vrij zeker dat ik je eerder gezien heb. (expressions C)
- f) Er is weinig kans dat ze daar nog steeds woont. (expressions C)
- g) Je werkt daar veel aan hobbyprojecten, of niet? (expressions D)
- h) Ik moest echt breken met die gewoonte. (expressions D)
- i) Ze is er vrij zeker van dat het een goede oplossing is. (expressions E)
- j) Het zou echt kunnen zijn dat we winst gaan maken met ons bedrijf. (expressions E)
- k) Ik heb mijn twijfels over je plan. (expressions E)
Uitwerking:
- a) Tell me a little bit about yourself.
- b) What have you been up to?
- c) She lives in that small house just around the corner.
- d) It’s a ten-minute drive from here.
- e) I’m fairly certain that I’ve seen you before.
- f) There’s not much chance she still lives there.
- g) You spend a lot of time working on hobby projects there, don’t you?
- h) I really needed to break that habit.
- i) She’s fairly certain that it’s a good solution.
- j) Making a profit with our company could actually happen.
- k) I have my doubts about your plan.
Begrip
4) Will, shall, and to be going to (grammar 2)
- a) Wanneer gebruik je will, shall of going to? Leg uit in welke tijd je deze vormen gebruikt.
- b) In welke vier gevallen gebruik je will/shall in een zin?
- c) Wat is de ontkennende vorm van will?
Uitwerking:
- a) Om over gebeurtenissen in de toekomst te spreken.
- b)
- 1. Een plan dat tijdens het gesprek ontstaat.
- Bijvoorbeeld: It’s so hot. Shall we go to the sea?
- 2. Voorspellingen die onzeker zijn.
- Bijvoorbeeld: I hope my package will come in time for the party.
- 3. Voorstellen/aanbiedingen/voornemens of besluiten/plannen op het moment van spreken (spontaan).
- Bijvoorbeeld: I will have a cup of tea. If I have to choose, I won’t go to the party.
- 4. Feiten – algemene waarheden
- Bijvoorbeeld: The sun will rise in the east.
- 1. Een plan dat tijdens het gesprek ontstaat.
- c) Won’t
5) Beantwoord de volgende vragen. (grammar 5)
- a) Wat zijn have to, must, should?
- b) Wat geef je met have to aan?
- c) Wat geef je met must aan?
- d) Wat geef je met should aan?
Uitwerking:
- a) (Hulp)werkwoorden om bevelen of advies te geven.
- b) Dat iets moet
- c) Dat iets moet (dwingender)
- d) Dat je iets adviseert.
6) Beantwoord de volgende vragen. (grammar 4)
- a) Wat is een adverb?
- b) Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
- c) Waar zegt een bijwoord iets over?
- d) Hoe maak je een bijwoord?
- e) Waar staat het bijwoord in de zin?
Uitwerking:
- a) een bijwoord
- b) een zelfstandig naamwoord
- c) over hoe iets gebeurt. Een bijwoord zegt iets over een werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord.
- d) door -ly achter een bijvoeglijk naamwoord te zetten
- e) Een bijwoord staat voor het woord waarover het iets zegt (voor bijvoeglijk naamwoord / bijwoord / werkwoord), maar na een vorm van to be.
Toepassen
7) Complete the sentences. Use the present simple or the present continuous and the clues in brackets. (grammar 2)
- a) I _____________ (talk) to my friend now.
- b) We sometimes __________ (read) short stories in the lessons.
- c) Listen! The band _____________ (test) the new drums.
- d) We __________________ (not – study) every night.
- e) My mother _________________ (work) every Sunday.
- f) How long ______________ (he – stay) at your place?
Uitwerking:
- a) am talking
- b) read
- c) is testing
- d) don’t study
- e) works
- f) is he staying
- Tip: zorg dat je goed de regels kent wanneer je de present simple en de present continuous moet gebruiken, maar dat je ook goed weet hoe ze eruit zien. De present simple gebruik je als het gaat om dingen die met een regelmaat gebeuren of bij feiten. De present continuous gebruik je bij dingen die nu aan de gang zijn.
8) Vul de zinnen aan met will of to be going to. Gebruik het werkwoord tussen haakjes. (grammar 2)
- a) I ______________ (to write) a letter to my best friend.
- b) It ____________ (to snow) tomorrow.
- c) Promise me you ______ never _______ (to do) that again.
- d) Attention ladies and gentlemen, the train to Liverpool _______ (to leave) in five minutes.
Uitwerking:
- a) I am going to write a letter to my best friend.
- Je beschrijft iets wat je in de toekomst van plan bent.
- b) It is going to snow tomorrow.
- Je hebt het weerbericht bekeken en hebt bewijs voor deze voorspelling.
- c) Promise me you will never do that again.
- Voor beloftes gebruik je altijd will.
- d) (…) the train to Liverpool will leave in five minutes.
- Dit is een aankondiging, hiervoor gebruik je will.
9) Kies uit: ‘will’ or ‘going to’ (grammar 2)
- a) James ….. 15 next Sunday. (to be)
- b) They …… a new kitchen. (to get)
- c) I think my mother ….. this present. (to like)
- d) John’’s sister …. a baby. (to have)
- e) They …. at about 5 in the afternoon. (to arrive)
- f) Just a moment I ….. you with the bags. (to help)
- g) In 2025 people ….. more hybrid cars. (to buy)
- h) We ….. to New York in June. (to fly)
- i) Look at the clouds! It …… soon. (to rain)
Uitwerking:
- a) will be
- Feit
- b) are going to get
- Intentie/plan (nog niet geregeld)
- c) will like
- Voorspelling (zonder bewijs)
- d) is going to have
- Voorspelling (met bewijs)
- e) will arrive
- Voorspelling (zonder bewijs)
- f) will help
- Aanbod (spontaan)
- g) will buy
- Voorspelling (zonder bewijs)
- h) are going to fly
- Toekomstig plan
- i) is going to
- Voorspelling (met bewijs)
10) Future: will, shall, and to be going to (grammar 2)
Schrijf de juiste vorm van will en shall.
- a) (+) I …………………………………….. be 14 years old next week.
- b) (-) I ………………………………………. forget to do my homework tonight.
- c) (?) ………………………………. you come to my party?
- d) (+ short) He ……………………… be a great athlete one day.
- e) (- short) The library ……………………………. open before 8:00 am.
Uitwerking:
- a) will (+) (bevestigend zin)
- b) will not (-) (ontkennend zin)
- c) Will (+) (bevestigend zin)
- d) He’ll (+ short) (bevestigend zin : He + will = He’ll )
- e) won’t ( – short) (ontkennend zin : will + not = won’t)
11) Future: will, shall, and to be going to (grammar 2)
- Maak de volgende zinnen af. Volg de aanwijzingen:
- ? = vraagzin
- – = ontkennende zin
- + = bevestigende zin
- Gebruik will, shall, en to be going to.
- a) (?) She doesn’t want to go to the movies alone. (I) ……………………….. go to the movies with you?
- b) (-) (they) ……………………………… let me go to the party without my little brother. My parents are very strict.
- c) (+) The sky looks very dark and cloudy. I think (it) ………………………….. rain.
- d) (-) What are her birthday plans? (she) ………………………………… invite us to her party.
- e) (?) What (she) …………………………………….. do this week? I thought she had taken the week off.
- f) (+) I am meeting my cousin tonight. (we) ………………………………. to the basketball game.
- g) (-) My mom …………………………………. allow me to go to the park alone.
- h) (?) These are a lot of dishes to wash. (you) …………………………………… help me with them?
Uitwerking:
- a) Shall I (?)
- (vraagzin) (Je gebruikt shall altijd wanneer je een voorstel in vraagvorm formuleert.)
- b) They will not
- (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin)
- c) it is going to (+)
- (bevestigend zin) (enkelvoud it = is going to)
- d) She will not
- (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin)
- e) is she going to (?)
- (vraagzin) (enkelvoud she = is going to)
- f) We are going to (+)
- (bevestigende zin) (meervoud we = are going to)
- g) will not
- (kort vorm: won’t) (-) (ontkennend zin)
- h) Are you going to (?)
- (vraagzin) (meervoud you = are going to)
12) Have to, must, should (grammar 5)
- Kies het juiste werkwoord.
- a) The movie (has to / must / should) be good, because all my favourite actors are in it.
- b) You (have to / must / should) stop eating so much candy. It’s bad for your teeth!
- c) According to the recipe this dish (has to / must / should) be in the oven for one hour.
- d) In the UK all children (have to / must / should) wear uniforms in school.
- e) Please excuse me second. I (have to / must / should) go to the bathroom.
Uitwerking:
- a)
- Stap 1 dwingend / overtuigend moeten
- Stap 2 must (antwoord)
- b)
- Stap 1 Advies
- Stap 2 Should (antwoord)
- c)
- Stap 1 moet
- Stap 2 has to (antwoord)
- d)
- Stap 1 moet (dwingend)
- Stap 2 must (antwoord)
- e)
- Stap 1 moet
- Stap 2 have to (antwoord)
13) Kies tussen should, must en have to: (grammar 5)
- a) You ….. ask Elias to come tonight. He would like that.
- b) She never ….. clean her room. Her parents do that for her.
- c) We ….. go to that theme park. I’ve heard it’s great!
- d) You ….. (not) smoke. It will kill you.
Uitwerking:
- a) You ….. ask Elias to come tonight. He would like that.
→ should (advies)
- b) She never ….. clean her room. Her parents do that for her.
→ has to (niet hoeven)
- c) We ….. go to that theme park. I’ve heard it’s great!
→ must (advies, maar sterker dan should)
- d) You ….. (not) smoke. It will kill you.
→ must not/mustn’t (advies, maar sterker dan should)
14) Choose the correct alternative. Adverb/adjective (grammar 4)
- a) She speaks Italian perfect / perfectly.
- b) Davia is a careful / carefully person.
- c) This is an extreme / extremely cheap car.
- d) They sound happy / happily.
- e) He sang happy / happily.
- f) Jazmin is a terrible / terribly cook.
- g) He quick / quickly reads a book.
- h) Emma is a pretty / prettily girl.
Uitwerking:
- a) perfectly → het gaat om het perfect spreken, dus over een werkwoord, en dan gebruiken we een adverb.
- b) careful → zegt iets over person, dat is een zelfstandig naamwoord.
- c) extremely → het zegt iets over cheap, wat een bijvoeglijk naamwoord is.
- d) happy → bij het werkwoord sounds, gebruik je altijd de vorm van de adjective, dus zonder -ly.
- e) happily → nu is het werkwoord sang, en happily zegt dus iets over het werkwoord, dan gebruik je een adjective.
- f) terrible → het zegt iets over cook (kok), dat is een zelfstandig naamwoord.
- g) quickly → zegt iets over het lezen, dus over een werkwoord, dan gebruik je een adjective.
- h) pretty → het zegt iets over girl, dat is een zelfstandig naamwoord.
- Tip: deze opdracht gaat over bijwoorden (adverbs) en bijvoeglijke naamwoorden (adjective). Een adverb zegt iets over een werkwoord, een ander bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord, een adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Een adverb maak je meestal door -ly achter een adjective te zetten (let hierbij wel op de spelling!). In de opdracht zijn de woorden met -ly dus de bijwoorden. Er zijn ook nog werkwoorden waarbij je geen adverb gebruikt (feel, look, seem, taste, smell, sound).
15) Complete the sentences with an adjective or an adverb. Use the words in brackets. (grammar 4)
- a) That soup tasted _______________ (delicious). What were the ingredients?
- b) That is an _____________ (extreme) expensive car.
- c) A ____________ (good) way to practice your English is to speak it a lot.
- d) We had a great day. It was warm and there was a _____________ (gentle) breeze.
- e) My father is a ____________ (careful) driver.
- f) My brother _______________ (excited) told me the good news.
Uitwerking:
- a) delicious
- geen adverb na het werkwoord to taste!
- b) extremely
- adverb want zegt iets over bijvoeglijk naamwoord duur
- c) good
- adjective → zegt iets over een zelfstandig naamwoord (way)
- d) gentle
- adjective → zegt iets over een zelfstandig naamwoord (breeze)
- e) careful
- adjective → zegt iets over een zelfstandig naamwoord (driver)
- f) excitedly
- adverb → zegt iets over een werkwoord (told)
16) Kies de juiste modal verb in de zin en kies. Let ook goed op of de deze bevestigend of ontkennend moet gebruiken. (grammar 5)
- a) I read the page three times but I _________________ understand it.
- b) James _________________ speak Japanese when he lived in Japan, but he’s forgotten most of it now.
- c). I _________________ understand the chapter we had to read for homework. It was so difficult.
- d) I _________________ lift this box – it’s too heavy! Would you help me?
- e) Lucy _________________ make it to our meeting after all. She’s stuck in traffic at the moment.
- f) John _________________ play tennis really well. He’s champion of his club.
- g) When the car broke down I was really pleased because I _________________ solve the problem.
- h) This book _____________ belong to the library. It’s certainly not mine.
Uitwerking:
- I read the book three times but I couldn’t understand it.
- James could speak Japanese when he lived in Japan, but he’s forgotten most of it now.
- I couldn’t understand the chapter we had to read for homework. It was so difficult.
- I can’t lift this box – it’s too heavy! Would you help me?
- Lucy can’t make it to our meeting after all. She’s stuck in traffic at the moment.
- John can play tennis really well. He’s champion of his club.
- When the car broke down I was really pleased because I was able to solve the problem.
- This book must belong to the library. It’s certainly not mine.
17) Choose the correct modal verb in each sentence. (grammar 5)
- a) According to that sign, you aren’t allowed to / shouldn’t smoke here.
- b) You ought to / may use my photo on this website.
- c) You must / can carry your ID at all times
- d) It’s raining, the children might / ought to come indoors.
- e) Could / should you open the door for me, please?
- f) You don’t have to / may not come with us, if you don’t want to.
Uitwerking:
- a) aren’t allowed to
- het is niet toegestaan volgens de regels, dan gebruik je een vorm van to be allowed to.
- b) may
- het mag, je geeft er zelf toestemming voor, dus gebruik je may.
- c) must
- dit is iets wat moet daarom must
- d) ought to
- moeten, dus ought to
- e) could
- formele vraag
- f) don’t have to
- hoeft niet
- Tip: Zorg dat je goed weet wat de verschillende modals betekenen en dat je ze uit elkaar kan houden. Wat vooral goed helpt is de vertaling uit je hoofd leren en dat je bijvoorbeeld ook weet dat sommige alleen in de tegenwoordige tijd voorkomen.
18) Complete the sentences. Make sure you use all four forms of the future tense (will, to be going to, present continuous, present simple). (grammar 2)
- a) Tomorrow I ____________ (be) very busy.
- b) Our train ______________ (leave) in ten minutes.
- c) We __________________ (organise) dad’s fiftieth birthday party.
- d) ___________________ we send you a brochure of our campsite?
- e) We _____________ (go) to the theatre tomorrow.
- f) What ____________________ (you – do) after school?
Uitwerking:
- a) will
- b) leaves
- c) are organising / are going to organise.
- d) Shall
- e) are going
- f) are you going to do
- Tip: zorg dat je goed weet wanneer je welke vorm van de future gebruikt. Deze regels kun je uit je hoofd leren.
19) Write complete sentences. Use the future and make sure you use all four forms. (grammar 2)
- a) Schrijf op wat je vanmiddag zeker gaat doen.
- b) Schrijf op hoe laat school begint.
- c) Schrijf een voorspelling van het weer voor morgen.
- d) Schrijf op wat je mogelijke plannen zijn voor dit weekend.
Uitwerking:
- a) I am visiting my grandmother this afternoon. / I am doing my homework this afternoon. / I am cleaning my room this afternoon.
- Bij deze zin zou ik kiezen voor de present continuous. Een gepland iets in de nabije toekomst.
- b) School starts at eight o’clock.
- Bij deze zin past de present simple. Het gaat om een vast schema. De school begint iedere dag op dezelfde tijd.
- c) The sun will shine tomorrow. / It will rain tomorrow.
- Bij deze zin past het beste will. Het gaat om een voorspelling zonder bewijs.
- d) I am going to visit my friends this weekend.
- Bij deze zin past to be going to het beste, omdat het gaat om wat je plan bent.
- Tip: de antwoorden zijn mogelijkheden, er zijn natuurlijk ook andere zinnen mogelijk. Wat belangrijk is, is dat je de juiste vorm van de future kiest bij het zinnetje.
Deze inhoud is auteursrechtelijk beschermd en mag niet worden gedeeld. | Jouw gegevens: | | [show_ip] | [wpv-post-today]
Dé schakel die momenteel mist in het onderwijs!
Onverklaarbare onvoldoendes, niet weten wat je kunt verwachten op een toets, eindeloos leren zonder duidelijk doel voor ogen en frustraties over het ontbreken van antwoorden. Dan hebben we het nog niet over het feit dat je zelden toetsen terugkrijgt op school waardoor je niet weet waar het fout gaat, jezelf niet kunt verbeteren en steeds dezelfde fouten blijft maken.
Initiatiefnemers zijn Larissa Kapnissakis en Marc Luitjens wilden, met hun jarenlange ervaring in leerlingenbegeleiding, dit gat dichten: leerlingen de kans geven zichzelf optimaal voor te bereiden op de toets. Geen verrassingen meer achteraf, maar vooraf precies weten waar je staat én wat er van je verwacht wordt op een toets.
Transparantie in toetsvragen, de kortste weg naar de toets, direct inzicht in hiaten en dus effectief omgaan met jouw tijd! Dat is wat wij met Toets-Mij realiseren.


“"Ik had nog nooit een voldoende gehaald voor een proefwerk Duits en ik heb nu een 8,6 gehaald! Door het maken van de oefentoets had ik precies voor ogen wat en hoe er getoetst werd"
SarahLeerling 2e klas
“"Leerlingen merken dat hun toetsen stukken beter gaan. Ze worden minder overvallen door de (soort)vragen en scoren beter. Zelf zijn ze ook erg enthousiast om op deze manier hun toets voor te bereiden."
BegeleiderHuiswerkinstituut Amsterdam
“"Je biedt leerlingen met dit platform een veilige omgeving zonder dat ze direct worden afgestraft in het normale model. En die veilige omgeving geeft ze de kans tot ontwikkeling."
Charlotte LabeeBreinexpert
“"Daan haalde een 8,7 voor Aardrijkskunde!"
MeikeOuder leerling 1e klas

Voor onze leden
Toets-Mij geeft jou maandelijks toegang tot 15 kwalitatieve oefentoetsen. Onze antwoorden, uitwerkingen en leertips zorgen ervoor dat jij je optimaal kunt voorbereiden op jouw schooltoetsen, waardoor jij groeit in cijfers en in vrijheid.
Geen opzegtermijn
Net als jij houden wij niet van langlopende abonnementen. Bij ons staat klantvriendelijkheid hoog in het vaandel en daarom kun je het abonnement op ieder gewenst moment opzeggen zonder verdere betalingsverplichting.
LET OP: Voor klas 1 t/m 3
Momenteel is de ontwikkeling voor de bovenbouw in volle gang!
Veel voorkomende vragen
Zit ik vast aan een opzegtermijn?
Hoe helpt Toets-Mij mijn kind om betere resultaten te halen?
Op school kunnen leerlingen nauwelijks toetsen inzien en weten ze vooraf vaak niet wat hen te wachten staat. Regelmatig zijn er geen oefentoetsen beschikbaar en als die er al zijn, zijn ze van een te laag niveau (“de toets was veel moeilijker!”).
Onze kwalitatieve toetsen, die het hele hoofdstuk dekken, én onze antwoorden met stapsgewijze uitleg zorgen ervoor dat jouw kind groeit in cijfers én in vrijheid.
Hoe werkt het?
Hoe ziet een toets van Toets-Mij eruit?
Uiteraard bevatten onze toetsen ook antwoorden en stapsgewijze uitleg, zodat je begrijpt hoe een antwoord tot stand komt.